De volgende boeken in de categorie
christelijk – fictie
zijn gerecenseerd:
In het boekje Mijn broer is een prins heeft Corien Oranje met eenvoudige zinnen 6 leuke Bijbelverhalen geschreven die makkelijk te lezen zijn voor beginnende lezers (eind groep 3, begin groep 4). Het gaat om het verhaal van de schepping, Noach, Abraham, Jona, Jozef en David.
Voor de hoofdpersoon, Ruurd den Broeder, was de Hef toen hij nog een kind was de plek waar God woont, hoog als de wolken. Hij is een succesvol zakenman. De opvolging van zijn bedrijf Offmarin is geregeld en hij kan rentenieren in een penthouse in een van de nieuwe wolkenkrabbers op Zuid, met uitzicht op de Hef en Katendrecht, de wijk van zijn jeugd. Dat hij iets onder de leden heeft, lijkt hij in eerste instantie nog niet toe te willen geven. Hij heeft nog plannen voor een klein adviesbureau 'Stay' voor milieuvriendelijke energieprojecten aan de kust. Daarvoor neemt hij een jonge studente in dienst, Kathleen. Maar terug in Nederland wil hij vooral zijn verleden onder ogen komen, zijn familie opzoeken, uitleggen waarom hij zo hals over kop is vertrokken. Is het nog goed te maken?
Hansen is conciërge op een VSO-ZMOK-school. Op een dag vindt hij het dode lichaam van een leerling, Marnix. Marnix’ schedel is verbrijzeld en er wordt al gauw gesuggereerd dat hij van het dak gevallen of gesprongen is.
Rechercheur Job Kramer komt tot een andere conclusie: Marnix heeft geen verdere verwondingen dus is het heel waarschijnlijk dat er een andere doodsoorzaak is. Hij bijt zich met collega Pascal vast in de zaak. Er blijken veel verdachten te zijn.
Deze bundel bevat naast prachtige literaire gedichten ook een aantal liederen op bekende melodieën. Zoals een gedicht op de melodie van: ‘You raise me up’ en ‘Morning has broken’.
Door een opmerking van haar moeder “Wij woonden in de oorlog schuin tegenover een werkkamp” gaat Josje (alter ego van Janne IJmker) de situatie van de Joodse werkkampen in de Tweede Wereldoorlog onderzoeken. Zij leest daarvoor veel boeken, brieven van gevangenen, speurt op internet, neemt interviews af met oude buurtbewoners en laat haar moeder haar verhaal vertellen. De roman Wij hadden het leven lief is een mix van de bandopnamen, waarin Rieke vertelt over haar herinneringen aan de oorlog, notities van Josje en geschreven brieven van Samuel, een joodse gevangene in het kamp.
De vader van de elfjarige Roz Anthony is verslaafd aan drank. Haar moeder gaat bij hem weg met Roz, haar kleine zusje en grote broer. Als ze nog geen week in het nieuwe huis wonen, zit er op een avond een oude vrouw, Tillie genaamd op de veranda, die doet alsof ze thuis is. Ze zegt dat zij en haar overleden man het huis hebben gebouwd en dat ze hier wil sterven. Haar kinderen hebben haar tegen haar zin naar het bejaardentehuis gebracht.
Beth is draagmoeder voor haar professor en zijn vrouw. Ze hoopt in stilte dat dit een band zal scheppen tussen hem en haar en bovendien heeft ze het geld nodig voor haar studie. Tijdens de zwangerschap lijkt het erop dat het kind een afwijking zal hebben. De ouders, met name de toekomstige moeder, eisen een abortus maar Beth kan geen afstand meer doen van de baby in haar buik en vlucht naar Hopen Haus, een opvanghuis voor ongehuwde moeders bij de Mennonieten.
De pompoencaravan begint op Jolles eerste vakantiedag. Hij heeft er zin in. Hij woont in een klein kasteeltje met zijn vader en moeder en opa. Ook is hij één keer in de week in het Honk te vinden. Dat is een plek aan de achterzijde van de kerk en hij ontmoet daar zijn vrienden. De groep heeft vijf leden. Sanne, het enige meisje, vindt dat het tijd wordt dat er meer evenwicht in de groep komt en vraagt of haar nicht erbij mag komen. Mieke blijkt een leuke meid te zijn. Jolle vind haar echt heel erg aardig. Hij vertelt haar zelfs dat zijn opa vaak in een geheim deel van de schuur bezig is. Hoewel hij er niet mag komen laat Jolle zich overhalen om er te gaan kijken. Samen met Mieke ontdekt hij een vreemde caravan. Ze klimmen erin. Als Mieke aan een hendel trekt, vliegen ze tot hun schrik terug in de tijd naar het jaar 1007 voor Christus.
De kinderen uit groep 3 van Juf Fiep gaan naar zee omdat Kas zijn A diploma heeft gehaald. Met een boot en een band beleven de kinderen weer een spannend avontuur, dat mis gaat als een van de kinderen in het water valt.
Davita vindt het moeilijk om haar plekje te vinden bij haar communistische ouders. Er vinden bijeenkomsten thuis plaats en ze verhuizen erg vaak. Dan is daar haar familie die joods is of christen. Zo komen er veel denkbeelden op haar af. Ze houdt van haar ouders, maar ook van haar Joodse familie en dan is er nog oom Jakob die in geen enkel hokje past. Omdat haar vader journalist is, doet hij verslag van de burgeroorlog die in Spanje gaande is. Davita denkt na over wat oorlog betekent en wat fascisme is.