De moederloze Keziah groeit in Hebron op bij haar verbitterde en harde vader, priester Aäron. Doordat ze Adah, het zusje van Isaäk redt uit handen van brute aanvallers, wordt ze zelf het slachtoffer van hen. Als gevolg hiervan wil haar vader haar -volgens de wet- laten stenigen.
Isaäk redt Keziah hiervan door haar vader voor een voldongen feit te stellen: hij trouwt met haar! Na de huwelijksvoltrekking gaat hij met zijn vader Ahiam de oorlog in; er is een hevige strijd aan de gang tegen de Ammonieten.
Koning David heeft Bathseba genomen als minnares en als ze zwanger blijkt te zijn, ontdoet hij zich van haar man Uria door deze in de frontlinies te laten strijden. Hij sneuvelt. Ahiam en enkele anders soldaten worden door de vijanden overgoten met pek. Talmon, de aanvaller van Keziah, weerhoudt soldaten die hem te hulp willen komen. Ahiam is niet meer te redden en Isaäk zint op wraak. Met zijn medestrijder Jonathan gaat hij naar de koning om te vragen of Talmon uit het leger gezet kan worden. Dat gebeurt met als gevolg dat Keziah en Adah worden bedreigd...
Deze vlot lezende roman is een zelfstandig te lezen vervolg op "De vreemdelinge". De achterflap bevat een foutje: Jonathan wil wraak, dat moet zijn: Isaäk wil wraak.
Geef een reactie