De jonge SS’er Otto gelooft er heilig in dat Duitsland de oorlog zal winnen. Hij is untersturmführer en heeft de leiding over een groep soldaten. Als hij gewond is geraakt, heeft hij een tijdje verlof. Wanneer hij weer naar het front moet, belooft Erika, zijn vriendin, dat ze op hem zal wachten.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog verblijft de Joodse Jakob bij oom Theodor en tante Irmgard. Hij wordt gepest en in elkaar geslagen door de jongens van de Hitlerjugend.

Als meester De Vreede een spannend verhaal over de veldslagen van Napoleon vertelt aan zijn klas, heeft dat grote gevolgen. Zonder woorden begrijpen de leerlingen dat hij ook doelt op de tegenwoordige oorlog. Een van zijn leerlingen is de zoon van een NSB’er en vertelt het tegen zijn vader.

Dit boek speelt zich af in Duitsland in 1938. Hermann is bevriend met zijn neef Otto en de Joodse jongen Jakob, die beiden bij hem in de klas zitten. Maar de sfeer in de klas en op school wordt steeds meer anti-Joods, ook door de meester die vindt dat Jakob eigenlijk op een Joodse school hoort. Jakob wordt steeds meer gepest. Hermann neemt het altijd voor hem op maar Otto laat hem steeds meer in de steek.