Een verhaal over het ‘Achterhuis’ van Rotterdam.
Gert Brillenburg Wurth is de zoon van de dominee van de Breepleinkerk. Op school wordt hij door Klaas Jan, de zoon van een NSB’er Gertje Brillenjood Gluurt genoemd. Gert is bevriend met zijn neef Henk. Als ze met hun Märklintrein gaan spelen in de kerk, omdat daar meer ruimte is om de rails uit te leggen, horen ze ineens een geluid. Het lijkt wel of ze niet alleen zijn.
Later merkt Gert nog meer op. Waarom loopt zijn moeder met een lege pan in de tuin en zegt ze dat ze de restjes aan de kippen heeft gegeven? Ze zet immers nooit een pan in het kippenhok? Nog meer kleine voorvalletjes geven Gert het sterke vermoeden dat er ergens onderduikers in de kerk moeten zitten.
Op de orgelzolder van de kerk zijn verschillende Joodse mensen ondergebracht, Maurice en Rebecca Kool met hun ouders. Op de andere orgelzolder zit ook een echtpaar van wie de kinderen elders ondergebracht zijn. Rebecca is zwanger en het kind wordt geboren in het huis van de koster. De kostersvrouw zorgt voor de baby.
Dit is een spannend jeugdboek dat de sfeer van de oorlog en de onderduikers duidelijk weergeeft.
Geef een reactie