Gerard Wijkel heeft een schizofrenieverleden. Hij komt in contact met Eugénie Stauf, een Duitse mediamagnaat met een nazi als vader. Ze dwingt hem om mee te doen aan een tv-show waarin het erom gaat dat hij moet bewijzen dat God bestaat. Zij zal dan bewijzen dat Hij niet bestaat.
Er gebeuren allerlei vreemde dingen sinds hij met Eugénie contact heeft. Gerard wordt op straat in elkaar geslagen. Een meisje wordt voor zijn ogen doodgereden. In Gerards gedachten gebeurt ook van alles. Heeft Eugénie gelijk en heeft Ella de overbuurvrouw vermoord zoals zij beweert? Moet hij naar Berlijn gaan omdat Eugénie dat wil? Moet hij zijn medewerking aan dat programma verlenen?
Hij wordt heen en weer geslingerd maar besluit het dan niet te doen. Totdat hij van gedachten verandert en toch naar Berlijn gaat. Daar gebeuren allerlei vreemde dingen, zoals het kerven van een kruis in zijn voorhoofd, waar hij zich niets van kan herinneren. En als het eindelijk zover is dat de tv-show begint, is Gerard zeker van zijn zaak. Hij kan het publiek ervan overtuigen dat God bestaat.
Een boek zoals ik nog nooit eerder heb gelezen. De auteur heeft heel knap werkelijkheid en gedachten van de hoofdpersoon zo beschreven dat je als lezer vaak op het verkeerde been wordt gezet. Het is geen boek om, 'zomaar tussendoor' te lezen. Je moet je gedachten er echt bijhouden.
En dan ontdek je de diepere laag: als psychiatrisch patiënt wordt Gerard heel knap neergezet en uiteindelijk komt hij bij God uit. Heel erg jammer vind ik de vele vloeken in het boek. Op dezelfde bladzijde staat een gebed en een vloek van Gerard.
Geef een reactie