Het is 1912. Met haar broer Eduard leidt Anna al jaren een groothandel in touwwerk in Rotterdam. Op een dag ontvangt ze een brief van een notaris uit Waalre. Daar woonde oom Aleidus die enkele weken geleden overleden is. Het blijkt dat hij zijn landgoed aan Anna heeft nagelaten.
Eduard gaat ervan uit dat Anna het landgoed zal verkopen zodat zijn gezin en Anna het geld kunnen verdelen. Maar daar is geen sprake van, Anna wil er gaan wonen. Ze vertrekt naar Waalre, per trein en per fiets. Ze is een bezienswaardigheid omdat het in die tijd nog niet veel voorkwam dat vrouwen fietsten. Gaandeweg krijgt ze hier haar contacten.
Anna maakt kennis met de jonge rentmeester die heel knap is maar niet zo gemakkelijk in de omgang. Ze leert een onderwijzeres kennen die haar handwerken leert. Haar nichtje komt logeren en deelt haar liefdesperikelen met haar.
Een lekker weglezend boek dat een goed beeld geeft van het leven in 1912. Het standsverschil wordt duidelijk beschreven. Dat is ook duidelijk in de keuze van de namen. De mensen die onder aan de maatschappelijke ladder staan hebben namen als: Janus en Neeltje. En Anna wil niet koffiedrinken met het lagere personeel hoewel ze Janus wel mag.
Geef een reactie