Over de ziel wordt de laatste jaren regelmatig gepubliceerd. Meer dan daarvoor, heb ik het idee. Vaak gaat het daarbij om wat 'zweverige' lectuur, waarin de ziel regelmatig synoniem staat voor innerlijke kracht en uit de mens voortkomende spiritualiteit. Soms ook om juist meer wetenschappelijk werk. Ik denk aan een boek als: 'Waar blijft de ziel?' van de bekende auteur Bert Keizer. Onderzoek van het menselijk brein, leidt ertoe dat er andere conclusies worden getrokken over bewustzijn, etc.
Veel belangrijke (hersen)wetenschappers in onze tijd haasten zich zelfs om de ziel 'af te schaffen.'
Uitgeverij Damon richt zich niet op die moderne opvattingen, maar blikt terug in het verleden. En dat met de publicatie van 'Ziel'. Het betreft een bundel van drie geschriften uit de twaalfde eeuw. De drie hierboven genoemde middeleeuwse denkers zijn er de auteurs van.
Voor veel lezers geen bekende namen, al waren het in hun eigen tijd vermaarde mannen. In wat ze schrijven draait alles om de ziel. Wat is die ten diepste? Hoe verhoudt hij zich tot het lichaam? Dat soort vragen.
Vragen die ten diepste tijdloos zijn, en daarom vind ik dit boek erg interessant. Een van de drie schrijvers, Rievaulx, schrijft: Zoals God
overal aanwezig is in de schepping, zonder dat je Hem op één plaats kunt vastleggen, zo is onze ziel aanwezig in heel ons lichaam. En zo staan er veel zinnen in die aan het denken (kunnen) zetten.
Natuurlijk misten deze middeleeuwers veel van de kennis die we inmiddels wel hebben. Maar daar tegenover staat dat ze denken en schrijven met wijsheid en een weldadig aandoende onbevangenheid.
Geef een reactie