Als Sarai -die in Ur woont- op twaalfjarige leeftijd door haar machtige vader uitgehuwelijkt wordt, vlucht ze en ontmoet ze Abram. Ze zijn van elkaar onder de indruk, maar Sarai wordt door soldaten gevonden en teruggebracht. Dan neemt ze een middel dat haar onvruchtbaar maakt. Dit heeft tot gevolg dat ze priesteres wordt in de tempel van Ishtar.
Na jaren ontmoet ze Abram opnieuw. Hij ontvoert haar uit de tempel en trouwt met haar. Dan vertrekken ze met Abrams familie naar Haran. Tijdens de tocht verongelukt Abrams broer met zijn vrouw en hij beschouwt hun zoon Lot nu als zijn zoon. In Haran hoort Abram Gods roepstem en hij vertrekt naar Kanaän, waar hij gastvrij ontvangen wordt door Melchizédek. Als er jaren later hongersnood uitbreekt, vertrekt Abram naar Egypte. Er doen allerlei gruwelijke verhalen over de Farao de ronde en uit angst voor hem vertelt Abram dat Sarai zijn zus is. Dan neemt Farao haar tot vrouw. Als hij de waarheid verneemt, worden ze weggestuurd.
Dit boek leest lekker weg, ik had het in twee dagen uit. De cultuur van die tijd wordt goed beschreven; er wordt echter wel veel aandacht gegeven aan de afgodendienst. De liederen die voor hen worden gezongen, worden meerdere malen herhaald. Dat had van mij wel wat minder gemogen. Verder houdt de auteur zich niet aan de Bijbelse chronologie. In de Bijbel gaat Abram naar Egypte en ontmoet vervolgens Melchizédek . De auteur beschrijft het precies andersom. Melchizédek is in de Bijbel een priester, in dit boek een koning. Als Abraham met Isaak naar Moria gaat om hem te offeren, gaat Sara hen achterna en weerhoudt hem ervan door te roepen dat er een ram aankomt. Abraham zegt dat hij de stem van God heeft gehoord (volgens de Bijbel is dit dus zo), Sara echter, concludeert dat ze het dan samen hebben geroepen.
Als je een historische, Bijbelse roman wilt schrijven, moet je je wel aan de Bijbel houden. Hier en daar ontsiert een taalfout de tekst.
Geef een reactie