Jan is een student van 22 jaar als hij op een dag Esther leert kennen. Hij wordt verliefd op haar, maar durft zich er niet aan over te geven omdat zij niet gelooft. Hij komt tot een gesprek met haar en leert haar alles over de Bijbel en het geloof in God.
Esther vindt het moeilijk omdat ze God niet kan zien of voelen. Ze krijgen een relatie, maar de verschillen in opvattingen worden steeds groter. Dat geeft steeds meer spanningen tussen die twee. Als Jans moeder de boodschap krijgt dat ze een hersentumor heeft en niet lang meer zal leven, stort zijn wereld in. Esther probeert hem in zijn verdriet en radeloosheid te steunen, maar kan hem niets geven als het over het geloof gaat. Jan krijgt steeds meer twijfels over zijn relatie met Esther en met zijn geloof in God. Hij begrijpt niet waarom God deze weg met hem gaat. Op haar sterfbed laat Jans moeder weten dat Esther haar zoon moet loslaten als ze niet in God wil geloven, om hem daarmee tegen zichzelf te beschermen. Hoe moet dit verder gaan?
Ik mis in het verhaal de bewogenheid van Jan om het zielsbehoud van Esther. Juist omdat hij zoveel van haar houdt en zo’n standvastig geloof heeft, vraag ik me af waar hij zijn vertrouwen dan op stelt? En ook wat hij met de beloften doet die er in de Bijbel staan? Jammer dat het verhaal op deze manier zo onbevredigd afloopt.
Geef een reactie