De openhartige en inspirerende autobiografie van paus Franciscus, geboren in 1936, begint in de jaren van de twintigste eeuw, wanneer zijn voorouders uit Italië naar Argentinië emigreren. De paus vertelt over zijn jeugd in Buenos Aires. Als kind wilde hij slager worden, net als een oom. Later overwoog hij om dokter te worden, maar hij kreeg een roeping en werd priester. Uitgebreid vertelt hij over zijn familie, oma Rosa, zijn ouders en zijn zus. Hij houdt van gezelligheid, van muziek in allerlei variëteiten van Edith Piaf tot Mozart. Ook van voetballen houdt hij en postzegels verzamelen. Hij kijkt graag films, hoewel hij sinds 1990 al geen televisie meer kijkt. Hij vertelt over zijn priesterwijding, hij is bij de orde van de Jezuïeten ingetreden. Zijn benoemingen tot bisschop en aartsbisschop worden beschreven. Hij is begaan met de armen in de volkswijk waar hij opgroeide, de prostituees en de gevangenen. Hij heeft zelfs moorden meegemaakt op medescholieren. In 2013 neemt hij deze eenvoud, hulp aan armen en vluchtelingen mee in zijn benoeming tot paus en zijn benadrukken dat Christus levend is, nu en aanwezig in ons allen. Hij heeft zorg om het milieu en de rijken die steeds rijker worden. Kortom een boek dat rijk is aan anekdotes en verhelderende reflecties, niet alleen voor katholieken maar voor iedere lezer.