Febe is diaken van de kerk in Kenchreeën rond het jaar 56 na Christus. Paulus vraagt of ze een brief van hem aan de kerk van Rome wil bezorgen. Ze komt terecht in het huis van Aristobulus waar de brief aan een grote groep mensen voorgelezen wordt. Febe krijgt contact met Prisca en Aquila en anderen. De slavenjongen Felix wijkt niet van haar zijde. De bedoeling is dat Febe voorbereidingen treft voor Paulus’ reis naar Spanje. Maar een hele tijd wordt er niets van Paulus vernomen totdat blijkt dat hij op weg is naar Rome.
Het verhaal komt een beetje traag op gang maar na een paar hoofdstukken leest het als een trein. De lezer krijgt een goed beeld van de tijd waarin de eerste christenen leefden en de manier waarop de christenen de verhalen van Jezus aan elkaar doorgaven.
Deel twee bestaat uit aantekeningen bij elk hoofdstuk. Bijzonder interessant. De auteur heeft gedegen onderzoek gedaan naar de tijd van de eerste christenen en geeft een duidelijke uitleg over bepaalde gebruiken in die tijd. Ze blijft dicht bij de Bijbel.
Dat is de reden dat ze dit boek geen roman noemt. Maar het eerste deel is zeker een roman.
Geef een reactie