Een filosoof als speurder.
Amsterdam, winter 1634. Een stad vol gevaren. Er worden namelijk verschillende mysterieuze moorden gepleegd die op elkaar lijken. Ze trekken de aandacht van de Franse filosoof René Descartes, die al langere tijd in de stad woont. Voor hem is Nederland een toevluchtsoord, omdat er in de Republiek een relatieve verdraagzaamheid bestaat voor mensen met afwijkende meningen. Descartes heeft nogal wat van die meningen. Hij is een originele denker, en als hij zich met de misdaden gaat bemoeien, laat hij er al vlug ‘zijn eigen systeem op los.’
Deze roman is een kruising tussen een boek over filosofie en een detective. Het verhaal leest gemakkelijk, maar de echte detectivelezer zal zich misschien ergeren aan de filosofische uitweidingen die zo nu en dan opduiken. Het plot van het boek is heel aardig, al bevat het wel een aantal ongeloofwaardigheden. Er komen veel personen in voor, waaronder een aantal beroemde historische figuren, zoals Andries Bicker en Nicolaes Tulp (bekend van ‘de anatomische les’ van Rembrandt). Nadeel is dat deze personen niet echt tot leven komen. Aan het einde van het verhaal dreigen de ontwikkelingen de verkeerde kant op te gaan, maar als Descartes een lange en ingewikkelde redevoering tot het stadsbestuur houdt, verandert de situatie ten goede.
Behalve dat het verhaal een inkijkje geeft in de ideeën van Descartes, laat het de lezer ook het een en ander opsteken van het sociale en politieke leven in de zeventiende eeuw. Zo krijg je de nodige informatie over de twist tussen de remonstranten en de contraremonstranten, waarin die laatste groep helaas niet al te waarheidsgetrouw wordt getekend. Descartes in Amsterdam is geen boek dat een diepe indruk op me maakte, maar ik heb het wel met plezier gelezen.
Geef een reactie