Bert en Bram werken allebei als geestelijk verzorger in een huis voor geestelijk gehandicapten, ergens in het oosten van het land. De ene zorginstelling is katholiek en de andere protestant. In de jaren negentig van de vorige eeuw, verandert er veel in de zorg. Ouders willen langer voor hun verstandelijk gehandicapte kinderen zorgen en als ze toch naar een tehuis gaan, willen ze meer te zeggen hebben. Dit zorgt ervoor dat beide instellingen meer moeten samenwerken. Maar Bert en Bram doen de pastorale zorg voor hun mensen ieder op een eigen manier. Hun karakters en ideeën staan verdere samenwerking zodanig in de weg, dat één van hen ziek naar huis gaat.
Botsende karakters en conflicten op de werkvloer kunnen zorgen voor een boeiend boek. Maar het is Hans Garritsen niet gelukt. Hij volgt met name één hoofdpersoon, Bert. In een aantal hoofdstukken vertelt Bert zijn verhaal in de ik-vorm. Het wordt afgewisseld met flashbacks uit zijn leven, waardoor ik als lezer het gevoel heb, dat ik word meegenomen in een therapiesessie. Maar de schrijver doet het niet consequent. Er zijn ook hoofdstukken die allemaal aangeduid worden met Romeinse cijfers, die vanuit een alwetende verteller worden beschreven, waarbij Bert observerend wordt beschreven. De gebeurtenissen lezen bijna als verslagen en worden uiteindelijk saai.
Geef een reactie